Wet van Henry
William Henry was een Engelsman en leefde van 1774 tot 1836. Hij studeerde medicijnen maar heeft wegens gezondheidsredenen zijn carrière als arts niet voort kunnen zetten. Daarvoor in de plaats is hij verder gegaan als scheikundige. De wet van Henry is een scheikundige wet die van toepassing is op de evenwichtssituatie van een oplosmiddel dat in contact is met een gas.
Als er contact is tussen een gas en een vloeibaar oplosmiddel, zullen gasmoleculen oplossen in het oplosmiddel. Als dit lang genoeg doorgaat, zal er een evenwicht worden bereikt, waarbij er evenveel deeltjes in of uit de oplossing gaan. De concentratie van de opgeloste stof is bij zo’n evenwicht recht evenredig met de concentratie van het gas. Dit wordt de wet van Henry genoemd.
Duikers moeten er rekening mee houden dat gassen bij duiken op grote diepte in het bloed kunnen oplossen; omgekeerd kunnen bij het opnieuw opstijgen gasbellen in de bloedbaan ontstaan die de bloedstroom beletten (embolie), de Caissonziekte.
Het oplossen van gassen in vloeistoffen
Een gas kan opgelost worden in een vloeistof, denken wij maar aan spuitwater waar CO2 opgelost wordt in water. De mate waarin dit gas oplost in de vloeistof hangt af van de wet van Henry. Bij constante temperatuur en bij verzadiging is de hoeveelheid opgelost gas in een vloeistof evenredig met de druk van dat gas in contact met die vloeistof.
Ik weet niet hoe het komt, maar om de een of andere reden begrijp ik hier geen bal van. Misschien even op een andere manier herhalen? Eigenlijk zegt deze wet dat hoe hoger de druk is van het gas dat in contact staat met de vloeistof, hoe meer gas kan opgelost worden in de vloeistof. Verhogen wij de druk van het gas, dan kan meer gas door de vloeistof opgenomen worden tot de vloeistof volledig verzadigd is (een soort evenwicht). Verlagen wij de druk van het gas, dan wordt een deel van het gas terug afgevoerd uit de vloeistof.
Belang van andere factoren
Temperatuur:
Verhogen wij de temperatuur, dan kan er minder gas opgelost worden. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook. Daarom dat wij bij koude duiken steeds heel voorzichtig moeten zijn. De temperatuur is laag en er kan dus in verhouding veel stikstof opgenomen worden in ons bloed.
Tijd:
Hoe langer de tijd, hoe meer gas opgelost kan worden. Het gas blijft oplossen tot er een evenwicht ontstaat. Dit evenwicht noemen wij de verzadiging. Als duiker blijven wij dus onder water (verhoogde druk) gas oplossen in ons bloed (en onze trage weefsels) tot er een evenwicht ontstaat. Hoe langer de duik en hoe hoger de druk, hoe meer wij verzadigd geraken.
Raakoppervlak:
Hoe groter het raakoppervlak tussen de vloeistof en het gas, hoe sneller het gas kan oplossen. In onze longen hebben wij zo een enorm raakoppervlak. Immers indien wij al onze longblaasjes zouden uitspreiden dan zouden wij een zeer grote oppervlakte kunnen bedekken. Ons lichaam kan daarom zeer goed gassen opnemen (spijtig genoeg).
Soort gas:
Elk gas heeft zijn eigen oplosbaarheidscoëfficiënt. Dit wil zeggen dat één gas beter oplost dan het andere. Zo zal men met een helium-zuurstofmengsel (helium is een inert gas) andere decompressietabellen moeten gebruiken.
Soort vloeistof:
In sommige vloeistoffen kan een gas beter oplossen dan in andere. In vetten zal meer stikstof oplossen dan in een waterachtige oplossing. Dit heeft zijn belang voor vetzakken. Zij zullen eerder een decompressie-ongeval oplopen dan mager mensen. Ik ga toch eens dringend met die vermageringskuur beginnen.